Het begin van het onderzoek #KNWblogs

22 maart 2013 Blogs

sonja-rademaker

Mijn naam is Sonja Rademaker en ik zit in mijn derde jaar van de studie Gezondheidswetenschappen aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Sinds maart loop ik stage op de afdeling Anatomie en Neurowetenschappen in het VU Medisch Centrum. Hier doe ik een post-mortem onderzoek, dat is een onderzoek bij mensen die overleden zijn. Na mijn stage sluit ik mijn bachelor af en hierna wil ik mij verdiepen in de neurowetenschappen (onderzoek naar de hersenen). Tijdens deze stage ga ik onderzoeken of bepaalde gebieden in de hersenen vatbaarder zijn om de ziekte multiple sclerosis te ontwikkelen of niet.


Geschreven door Sonja Rademaker

Hoe ga ik dit aanpakken?

De eerste twee weken van de stage zijn voorbij. Als ik terugkijk op wat ik allemaal al heb gedaan en meegemaakt, is de tijd echt omgevlogen. De eerste dag stond in het teken van formulieren invullen, pasjes ophalen en iedereen van het team leren kennen. De tweede dag kom je weer aan op je werkplek en dan gaat het eigenlijk pas beginnen. Je zet de computer aan en nu… “Hoe ga ik dit aanpakken?” was de vraag die door mijn hoofd maalde. Ik heb voor mijn studie wel vaker ‘onderzoekjes’ uitgevoerd en artikelen geschreven, maar ik maakte altijd gebruik van de gegevens die daarvoor door de Vrije Universiteit beschikbaar werden gesteld. Nu moet ik ineens echt alle data van patiënten zelf verzamelen, verwerken in bestanden, analyseren en hier vervolgens ook nog een wetenschappelijk artikel over schrijven. En dat allemaal in 12 weken! Oeps, nou niet aan denken en gewoon beginnen.

De persoon achter het nummertje

Na een paar dagen had ik mijn draai al helemaal gevonden. Samen met drie andere stagiairs, Barend Baan, Mark Vis en Anwar Mahabali, verzamel en verwerk ik de klinische gegevens van patiënten met multiple sclerosis aan de hand van patiëntendossiers en rapporten van medisch specialisten. Hierin staan algemene gegevens, zoals geslacht, leeftijd, geboortedatum, datum van overlijden en medicijngebruik. Naast al deze ‘statische gegevens’ staat er ook een hoop persoonlijke informatie in, zoals iemands beroep, mate van het nuttigen van alcohol, of iemand rookte en ziektes binnen de familie. Daarnaast is ook het klinisch dossier bekend, met informatie over ziektes die iemand gedurende zijn of haar leven heeft gehad. Al met al kom je dus een hoop te weten over iemand, ondanks dat ik in plaats van patiëten vooral codes en nummertjes zie. Als ik al deze gegevens van patiënten verwerk, om hier later mee aan de slag te gaan, betrap ik mijzelf erop dat ik door het lezen van al deze informatie mij steeds een persoon voorstel. Ik leef mij in hoe diegene eruit ziet en hoe hij/zij in het leven stond. Iets waar ik nooit achter zal komen, maar wat mij soms stiekem toch wel bezig houdt. Door dit post-mortem onderzoek ben ik er achter gekomen hoe belangrijk onderzoek is voor de maatschappij. Als wij begrijpen hoe het ziekteproces van MS in elkaar zit, kunnen we mensen in de toekomst beter helpen.

Wat ik nu na twee weken gemerkt heb, is dat er tegenwoordig veel lof (en soms kritiek) uitgaat naar de arts. Zo wordt het raadplegen van een goede arts gezien als de manier om beter te worden, want zonder goede arts ben je tenslotte nergens. Dan denk ik soms; niet alle lof zou naar de arts moeten gaan, maar ook naar de onderzoekers. De kennis die artsen dagelijks in de praktijk toepassen, wordt immers opgedaan door de onderzoekers. Dit zou niet mogelijk zijn zonder de hersenen van mensen die hun lichaam ter beschikking stellen aan de wetenschap. Zonder deze mensen zouden we vandaag de dag niet zoveel kennis hebben over allerlei ziektes. Daarom gaan mijn gedachten soms uit naar de overleden mensen die ik nooit meer echt zal leren kennen, maar die wel hun hersenen voor onderzoek hebben afgestaan en bedank ik ze eventjes in gedachten; voor hun bijdrage aan het welzijn van anderen.


< Terug