Veranderingen in het brein, cognitie en multiple sclerose: wat vertelt de literatuur ons? #KNWblogs

15 februari 2013 Blogs

quinten-van-geest

Momenteel zit ik in mijn laatste jaar van de master Neurosciences. Inmiddels heb ik al mijn vakken afgesloten en rest mij alleen nog een literatuurstudie te schrijven en stage te lopen. In beide gevallen is mijn hoofdonderwerp multiple sclerose (MS) en cognitie (zoals leren, geheugen, aandacht en informatie verwerken). Tussen de 50 en 70 procent van MS patiënten heeft namelijk last van cognitieve problemen, welke een enorme impact hebben op de kwaliteit van leven. Vandaar dat onderzoek hiernaar erg belangrijk is. Aangezien ik nog volop in het schrijfproces zit, zal ik in deze blog kort over mijn ervaringen schrijven en een aantal voorlopige inzichten met jullie delen.

Geschreven door Quinten van Geest

Een literatuurstudie is een onderzoek dat een overzicht geeft van eerder uitgevoerde studies, om vervolgens een centrale onderzoeksvraag te beantwoorden. In tegenstelling tot ‘ normaal’ experimenteel wetenschappelijk onderzoek worden er in dit type onderzoek dus geen nieuwe data verzameld of geanalyseerd. In de praktijk houdt dit in dat je bergen met bestaande literatuur doorspit, structureert, samenvat en hier uiteindelijk een mooi review (overzichts)artikel over schrijft.

Mijn onderzoeksvraag

Het brein is een orgaan dat zich kan aanpassen aan veranderende omstandigheden. Schade aan het brein (door een ongeluk of ziekte) kan bijvoorbeeld tot op bepaalde hoogte opgevangen worden, doordat niet-beschadigde hersengebieden wat harder gaan werken of taken overnemen. Oftewel: het brein, gezien als een netwerk, is veranderlijk. Dit proces wordt ook wel functionele reorganisatie genoemd. In MS treedt dit fenomeen ook op, maar in hoeverre dit proces positief is voor cognitie is tot op heden niet goed bekend en de meningen van onderzoekers lopen over dit onderwerp dan ook erg uiteen. Mijn onderzoeksvraag luidt daarom: zorgt functionele reorganisatie ervoor dat MS patiënten langer zonder cognitieve klachten blijven? Daarnaast probeer ik in kaart te brengen of dit proces in alle stadia van de ziekte effectief is.

Voorlopige bevindingen

Tot op heden is er nog niet veel onderzoek gedaan op het gebied van netwerk veranderingen, cognitie en MS. Vandaar dat de kern van mijn literatuurstudie gebaseerd is op grofweg 25 studies. Doordat studies enorm verschillen in opzet, stadium van de ziekte, gebruikte technieken en analysemethoden, is het lastig harde conclusies te trekken. Sterker nog, als wetenschapper dien je te allen tijde je resultaten sterk genuanceerd te presenteren; iets wat in (populaire) media niet altijd wordt overgenomen.

Kijkend naar de resultaten van voorgaande studies lijkt functionele reorganisatie tot op zekere hoogte positieve effecten te hebben op cognitie, wat gepaard gaat met veranderingen in het netwerk (brein). Naarmate de ziekte vordert, lijkt het brein minder goed in staat te zijn om cognitieve achteruitgang op te vangen en kunnen veranderingen in het netwerk niet direct gerelateerd worden aan goed cognitief functioneren. Tevens zijn er twee studies die aantonen dat een bepaald type medicijn (acetylcholinesterase remmers*) en cognitieve training een positieve invloed hebben op cognitie en dit vervolgens koppelen aan veranderingen in het netwerk. Dit soort studies zijn vaak sterk qua opzet, omdat causaliteit (oorzaak-gevolg) beter aan te tonen is.

Al met al is er momenteel nog geen eenduidig antwoord op de vraag of veranderingen in het netwerk altijd gerelateerd kunnen worden met goed cognitief functioneren. Wellicht hebben sommige patiënten er baat bij, maar anderen iets minder. In ieder geval lijkt het stadium van de ziekte een belangrijke rol te spelen. Toekomstige studies zullen meer inzicht moeten geven in dit onderwerp. Desalniettemin vind ik het een erg leuke en leerzame zoektocht!

* Dit medicijn, wat ook kan worden voorgeschreven bij de ziekte van Alzheimer, zorgt ervoor dat een bepaalde stof (acetylcholine), die belangrijk is voor communicatie tussen zenuwcellen, minder snel wordt afgebroken. Uiteindelijk betekent dit dat een signaal voor een langere tijd kan worden doorgegeven.


< Terug