Het gedwongen brein

12 maart 2013 Blogs

Wie of wat heeft het eigenlijk voor het zeggen? In de serie ‘het brein de baas’ stelt Odile van den Heuvel de machtsvraag op het gebied van angst en dwang op een heel directe manier. Hebben onze rationele, cognitieve vermogens de overhand of zijn dat de emoties, de angsten die met ons op de loop gaan en die een mens ertoe aanzetten om voortdurend dwanghandelingen uit te voeren. Die twee, cognitie en emotie, kunnen niet goed zonder elkaar. Het is niet mogelijk om het over angst te hebben zonder het verstand erbij te betrekken.

Geschreven door Ellie Miedema & Koos Neuvel

Niet dat angstgevoelens helemaal geëlimineerd moeten worden. Angst is, evolutionair, gezien een buitengewoon nuttige emotie. Zonder angst onderkennen we geen gevaar, wat een garantie is voor een snelle dood. In het brein vormt de amygdala het angstcentrum. Het bijzondere van dit angstsysteem is dat het een razendsnel systeem is, één prikkel volstaat om een mens onmiddellijk op de vlucht te doen jagen. Hoef je verder niet over na te denken, het is al gebeurd voordat je er erg in hebt. Voor de overleving in het oerwoud is dat een buitengewoon nuttig mechanisme, beter een keer te vaak voor niks gevlucht dan een keer te weinig. Je moet al rennen voor je daadwerkelijk doorhebt dat er gevaar is. Zo ben je die slang gemakkelijk te snel af.

Dat mechanisme hebben we nog steeds, hoewel er in de moderne samenleving weinig meer van slangen te duchten valt. Toch kan een mens nog steeds zo’n hevige schrikreactie van een nabije slang beleven. Wanneer de amygdala jou direct in actie schopt, en je een sprint inzet, beginnen de rationele vermogens na een paar meter weer in werking te treden. Was het wel een slang? Nee, het moet een tuinslang geweest zijn. Bij dat besef zwakt het angstgevoel snel af. En dan maak je pas op de plaats.

Angstgevoel is zinvol, maar het kan de spuigaten uit lopen. Er zijn mensen die sterkt beperkt worden door hun angsten. Angststoornissen bestaan in verschillende varianten en een obsessief-compulsieve stoornis is daar één van. Als een studente in een collegezaal zit, denkt ze aan de studenten die er eerder hebben gezeten, dat die allerlei viezigheid hebben achtergelaten, en dat die bacteriën ziekmakend zijn. Ze ontwikkelt smetvrees, gaat eindeloos veel keer per dag de handen wassen. Er ontstaat zo een vicieuze cirkel: door dat rituele handenwassen zakt de angst weliswaar even, maar daardoor krijgt ze ook het gevoel dat opnieuw te moeten doen, en het steeds vaker te moeten doen, om het gevaar te beteugelen. Tot het haar hele leven gaat beheersen.

Het begint vaak al vroeg in de jeugd, met gewoontes als alleen midden op de stoeptegels lopen en niet ertussen, alles wat scheef ligt weer recht willen leggen, eindeloos de spullen op je bureau willen ordenen. Omdat het zo geleidelijk gaat, wordt het niet herkend. En een beetje dwangmatigheid hoeft ook niet slecht te zijn. Soms komt na zo’n verergering iemand pas na twintig of dertig jaar bij een dokter. Dan is er al veel schade aangericht.

Hoe vroeger een behandeling begint, hoe beter het is. De hersenen laten zich dan nog gemakkelijk corrigeren en gedragingen zijn nog niet ingesleten. Wat er bij angstige mensen gebeurt is dat het alarmsysteem te hoog staat ingesteld. Het limbische systeem, waarin de amygdala zich bevindt, slaat te snel alarm. Het valt ook te zien bij mensen met een posttraumatische stressstoornis; een geconditioneerde angststoornis. Als ik ooit aangereden ben door een rode auto, zal ik wanneer ik in de tram een rode auto voorbij zie komen, onmiddellijk in de angst schieten: klaar om de klap op te vangen.

Vanwege hun repetitieve gedrag worden dwangmatige mensen vaak vergeleken met verslaafden, die zijn immers ook voortdurend op zoek naar hetzelfde. Toch is het obsessief-compulsieve, vindt Odile van den Heuvel, eerder het tegendeel van verslaving. Dwangmatige mensen herhalen zich niet voortdurend omdat ze bijvoorbeeld het handen wassen zo lekker vinden of er opgewonden door raken, maar omdat ze er rustiger door worden. Het grote verschil: impulsieve mensen zijn thrillseekers, compulsieve mensen zijn angstmijders.

Bij mensen met een angststoornis bestaat er een onbalans tussen het denkende en het voelende systeem in de hersenen, met een centrale functie voor de prefrontale cortex en de amygdala. De prefrontale cortex (met name het hoog gelegen deel) is het centrum van de cognitie, van de rationele overweging en van de bijsturing van de emotie. Die prefrontale cortex is minder actief en werkt daardoor onvoldoende remmend, zodat de overactieve amygdala het rijk alleen heeft.

Hoe kun je nu de angst verminderen? Paradoxaal genoeg kan dat alleen door de angst te verergeren. Het draait allemaal om ‘exposure’, blootstelling aan het angstaanjagende. Het advies van Odile van den Heuvel: raak die vieze stoel aan, verdraag het dat de kranten niet netjes op een stapel liggen maar dwars over elkaar. Als je maar lang genoeg in de angst zit, zal die vanzelf zakken. Niemand is ooit aan angst dood gegaan. Naarmate je jezelf vaker blootstelt aan het angstaanjagende, wordt de angst minder heftig angstig en duren de angstperiodes korter. Exposure leidt tot extinctie (uitdoving).

Belangrijk daarbij is de prefrontale cortex in stelling te brengen. Je kan voor jezelf bedenken dat die voortdurend opduikende angsten beslist niet reëel zijn, en dat je die rare rituelen toch echt niet nodig hebt. Hoe een mens denkt, beïnvloedt hoe die zich voelt. Onze gedachten kunnen helpen de angst te reduceren. Die cognitief-gedragsmatige strategie werkt bij veel mensen, zo’n vijftig procent, afdoende. Daarnaast zijn er ook nog antidepressiva die het angstgevoel kunnen remmen.

Het ontwikkelen van een angststoornis is deels een kwestie van genetische aanleg. Het zijn mensen met een bepaald temperament: geremdheid in karakter, de neiging overal gevaar te zien, risicomijdend van nature. Diezelfde aanleg is er vaak bij broers en zussen, ze hebben hetzelfde soort hersenen, maar niet dezelfde dwangmatigheid. Uit MRI-onderzoek is gebleken dat die familieleden hun kwetsbaarheid actief compenseren in het brein. Bij de obsessief-compulsieve patiënt is daarentegen die compensatie tekort geschoten.

Tegen die aangeboren kwetsbaarheid valt wel degelijk wat te doen. Eigenlijk, vindt Odile van den Heuvel, zouden ouders die zelf angstig aangelegd zijn, moeten leren hoe hun kind te helpen de emoties te reguleren. Instinctief wil een ouder het kind beschermen, maar eigenlijk zou die het dan zachtjes van zich af moeten duwen. Daarom ook zijn crèches zo’n mooie uitvinding. Als een kind wordt weggebracht, raakt het vanzelf angstig en begint het te huilen. Maar als de ouder weggaat, is de huilbui na een minuut weer over. Het kind weet na een paar keer ook: op het eind van de dag word ik opgehaald. Zo wordt een natuurlijke weerstand tegen angst opgebouwd, een kind leert dat het angsten kan overwinnen en is daarom beter beschermd tegen toekomstige angstaanjagendheid. De amygdala wordt gesust en de prefrontale cortex rijpt verder uit. Op jonge leeftijd word je zo steeds meer baas over eigen hersenpan.

Naar aanleiding van HOVO cursus ‘Het Brein de Baas’, college 6
Docent: dr. Odile van den Heuvel


< Terug